In de meeste sectoren verwachten ondernemingen over een jaar nog te bestaan. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS over de stand van zaken in juni van dit jaar. Het herstel is vooral zichtbaar in de zakelijke dienstverleningssector. Het vertrouwen in de continuïteit van de eigen onderneming steeg in deze sector van gemiddeld 41 procent naar 57 procent.
Vooral het herstel van vertrouwen in de reisbranche is opvallend, met een stijging van 10 naar 51 procent. Ook bij beveiligingsbedrijven, uitzendbureaus en juridische diensten nam het vertrouwen in de continuïteit de afgelopen maand sterk toe. Vooral bedrijven in de verhuur en handel in onroerend goed hebben het grootste vertrouwen in het voortbestaan. Maar liefst 75 procent van deze bedrijven dacht in juni 2020 nog minstens een jaar te kunnen overleven. Dat percentage is onveranderd ten opzichte van de maand mei. De detailhandel is iets somberder gestemd. Net geen 70 procent van de bedrijven gaat uit van hun eigen voortbestaan over een jaar. Dat is een stijging van vier procent ten opzichte van de maand daarvoor.
Ondanks de grote stijging in de andere sectoren, blijft het vertrouwen in de continuïteit laag in de sectoren horeca, cultuur, recreatie en sport. In de horeca verwacht namelijk slechts één op de vier bedrijven over een jaar nog te bestaan (25 procent). Ruim een derde van de horeca-ondernemers denkt het in de huidige corona-omstandigheden binnen vijf maanden failliet te zijn. Een vergelijkbaar aantal ondernemers kan hun overlevingskansen nog niet goed inschatten.
Ondernemers in de sectoren recreatie, sport en cultuur schatten hun overlevingskansen hoger in dan hun collega’s in de horeca. Ruim 38 procent van bedrijven in de sport, recreatie en cultuur verwacht over een jaar nog te bestaan. Bijna één op de vijf ondernemers schat hun kansen lager in en en verwacht maximaal vijf maanden of korter te kunnen blijven ondernemen.
Uit een ander onderzoek van het CBS over de steunmaatregelen voor bedrijven blijkt dat ondernemers met meer dan tien werknemers relatief vaak uitstel van betaling aanvragen voor hun belastingen. Ook doen zij vaker dan kleinere bedrijven een verzoek op diverse beschikbare noodsteun van de overheid. Bij de Belastingdienst heeft ongeveer 30 procent van alle ondernemingen met 10 tot 250 medewerkers uitstel van betaling aangevraagd en gekregen.
Van de kleinere ondernemingen (met 2 tot 10 werknemers) vroeg 12 procent uitstel van betaling aan. Bij zzp’ers en eenmanszaken deed een op de twintig ondernemers dat (5 procent). Kleine bedrijven vroegen vooral uitstel voor het betalen van de omzetbelasting. Grotere bedrijven deden dat vooral voor uitstel van betalen van loonheffingen.
In de eerste twee weken van juni 2020 kreeg 7 procent van alle bedrijven uitstel van betaling voor hun belastingen. Het gaat dan om de omzetbelasting (btw), inkomstenbelasting, loonheffingen, vennootschapsbelasting en de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. In absolute aantallen komt dat neer op 128.000 bedrijven die uitstel van betaling hebben aangevraagd. In de horecasector ligt het aantal bedrijven met uitstel het hoogst: maar liefst 57 procent van de ondernemers betaalt hun belastingen later. Bij financiële dienstverleners, waaronder accountants- en administratiekantoren met 10 tot 250 medewerkers lag het aantal het laagst. Iets meer dan 14 procent van hen vroeg uitstel aan en kreeg dat door de Belastingdienst toegewezen.
Uit het onderzoek blijkt ook dat het aanvragen van uitstel van betaling vaak samengaat met het gebruik van de beschikbare steunmaatregelen, zoals TOZO, TOGS en de NOW-regeling.